Niet te bevatten

Column – Bij het openslaan van mijn bijbel viel mijn oog op een paar woorden uit Psalm 71. Ze hebben me vandaag wat begeleid en uiteindelijk leidde dit tot deze column

Niet te overzien

Koning David schrijft in zijn psalm op een gegeven moment de volgende woorden: ”Mijn mond zal Uw gerechtigheid vertellen, van Uw heil de hele dag, hoewel ik de afmetingen ervan niet weet.” Wat kort door de bocht samengevat: David schrijft/spreekt over iets waarvan hij de reikwijdte niet overziet. Hij is vol over de gerechtigheid van God. Hij kan daar de hele dag wel over spreken. Maar als je hem vraagt: “David, kan je wel overzien waar je het over hebt? Kan jij de gerechtigheid van God wel doorgronden?” dan is zijn antwoord vermoedelijk ‘nee’ geweest. Maar toch was zijn hart er vol van en liep zijn mond er van over.

Te wonderbaar

Denken aan God leidde kennelijk bij David wel vaker tot niet kunnen overzien. Ik denk hier aan zijn woorden zoals we die vinden in Psalm 139. Nadat hij vanaf vers 4 geschreven heeft; “Al is er nog geen woord op mijn tong, zie Heere, U weet het alles. U sluit mij van achter en van voren, U legt Uw hand op mij.” vervolgt hij met “Dit kennen – het is mij te wonderlijk, te hoog, ik kan er niet bij.” In de Willibrordvertaling staat het zo: “Uw kennen is mij wondervreemd, te hoog om erbij te kunnen.” Wat moet ik hier nog aan toevoegen? Als het voor David als  persoonlijke beleving al te wonderlijk, te hoog is, dan past mij een heilige afstand tot deze ervaring van David met zijn God. Het lijkt wel alsof David, ondanks het wonderlijke en hoge, toch probeert woorden te vinden om deze ervaring te duiden.

Niet te bevatten

Salomo, de zoon van koning David, heeft ongeveer een zelfde ervaring opgedaan. Hij heeft de opdracht gegeven in Jeruzalem de tempel te bouwen. Toen deze gereed was heeft koning Salomo een gebed uitgesproken. Daarin komen de volgende woorden voor: “Maar zou God werkelijk op de aarde wonen, Zie de hemel, ja, de allerhoogste hemel, kan U niet bevatten, hoeveel te min dit huis dat ik gebouwd heb.”

Stel dat ik aan koning Salomo de volgende vraag zou hebben kunnen voorleggen; “Salomo, kan je wel overzien hoe groot God is”, dan vermoed ik dat zijn antwoord vermoedelijk ‘nee’ is geweest. Maar hij had een diep besef van de grootheid van God en dat probeerde hij in woorden te vatten.

Niet te meten

Als de apostel Paulus zijn brief aan de gemeente te Rome schrijft lijkt het wel alsof hij gedacht heeft aan de woorden van David, die schreef “hoewel ik de afmetingen ervan niet weet”. Kijk eens wat hij schrijft, te lezen in hoofdstuk 8 vanaf vers 38: “Want ik ben ervan overtuigd dat …. noch hoogte, noch diepte .. ons zal kunnen scheiden van de liefde van God in Christus Jezus, onze Heer.” Die liefde is onmetelijk, onmeetbaar. Het gaat ons begrijpen te boven.

Zo bekend, zo gewoon

Weet je wat ik zo mooi vind aan de getuigenissen van deze grote Godsmannen? Ze kunnen haast geen geschikte woorden vinden om te omschrijven wat het bij hen oproept als ze denken aan de grootheid van de Heere God. Het lijkt wel alsof ze als het ware stilvallen en overrompeld worden.

Hoe staat het met onze ervaring als we denken aan de werk dat de Heere Jezus voor ons heeft verricht door Zijn dood en opstanding? Is het voor ons ook ‘wondervreemd en te hoog om erbij te kunnen’?  Of is het voor ons misschien al ‘zo bekend en zo gewoon’ geworden dat we er niet meer door geraakt worden? Dan doen God en onszelf tekort!

Auteur: Willem van Leiden
Foto: © Henk-Jan Oudenampsen

NederlandsWeekblad.nl maakt gebruik van cookies