De eerste les was voor mij

Column – Op de bureauagenda van mijn fysiotherapeute las ik vanmorgen de volgende woorden: “Liefde is slechts een woord, tot er iemand voorbij komt die er betekenis aan geeft.”

Eerste gedachte en gedachtesprong

Mijn eerste gedachte was: ‘Wat ben je bevoorrecht als je zulke mooie gedachten kunt hebben en aan het papier kunt toevertrouwen! Wat een diepgang in een paar woorden. Daar moet je filosoof voor zijn.’ Deze woorden daalden bij mij wat in en riepen bij mij een gedachtensprongetje op en ik belandde daardoor in de geschiedenis van de barmhartige Samaritaan (Lukas 10:25-37).

De geschiedenis

De geschiedenis begint met een vraag van een wetgeleerde: “Meester, wat moet ik doen om het eeuwige leven te beërven? En Hij (d.i. de Heere Jezus. WvL) zei tegen hem: Wat staat er in de Wet geschreven? Wat leest u daar? Hij antwoordde en zei: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf. Hij zei tegen hem: U hebt juist geantwoord. Doet dat en u zult leven. Maar hij wilde zichzelf rechtvaardigen en zei tegen Jezus: Wie is mijn naaste?” En dan vertelt de Heere Jezus het verhaal van de barmhartige Samaritaan.

In het antwoord op de eerste vraag van de wetgeleerde draait het om het liefhebben van God en van de naaste. De volgende vraag van de wetgeleerde is  geen echte vraag, maar een vraag om zichzelf te rechtvaardigen. Hij zou niet weten wie zijn naaste is en hoe kan hij die dan liefhebben.

Bekend met de Wet

De eerste twee passanten van het slachtoffer van de roofovervallers in de gelijkenis waren een priester en een leviet. Geestelijken, die bekend zijn met de inhoud van hun bijbel en tal van keren hebben gehoord over het liefhebben van God en de naaste. Het ontbreekt hen niet aan kennis. De woorden over het liefhebben van God komen voor in de bekende verzen 4 en 5 uit Deuteronomium 6 “Luister, Israël! De Heere, onze God, de Heere is één. Daarom zult u de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw kracht.” 

Er gaat geen dienst in de synagoge voorbij, of deze woorden hebben geklonken. Het liefhebben van de naaste als zichzelf is gebaseerd op Leviticus 19:18. In dit verband is het goed ook Mattheüs 22:35-40 te citeren: “En een van hen, een wetgeleerde, vroeg om Hem te verzoeken: Meester, wat is het grote gebod in de wet? Jezus zei tegen hem: U zult de Heere, uw God, liefhebben met heel uw hart, met heel uw ziel en met heel uw verstand. Dit is het eerste en het grote gebod. En het tweede, hieraan gelijk is: U zult uw naaste liefhebben als uzelf. Aan deze twee geboden hangt heel de Wet, en de Profeten.” Woorden die met grote regelmaat klinken in onze kerken.

En ze doet

Zelf moet ik hierbij nu ook denken aan de bekende woorden van de Heere Jezus, uitgesproken tijdens de zogenaamde voetwassing (Johannes 13:17.) “Als u deze dingen weet, zalig bent u als u ze doet”. Ik kan niet nalaten hier ook de woorden uit Deuteronomium 30:14 te citeren: “Want dit woord is heel dicht bij in uw mond en in uw hart, om het te doen.” Ik weet niet in hoeverre de Samaritaan uit de gelijkenis de woorden uit Gods Wet heeft gekend. Wel is op hem van toepassing dat hij iemand is die doet wat de Wet opdraagt en die, nu hij voorbij komt aan de plaats delict betekenis/inhoud geeft aan het woord liefde oftewel liefhebben. Hij is met zijn medemens bewogen en helpt hem vanuit een innerlijke ontferming

Naar het heden

Weer een gedachtesprongetje en nu naar het heden, naar jou en mij die Christus kennen. Wij kennen de woorden en we gebruiken ze wellicht vaak. Maar zijn wij ook bereid om hieraan inhoud te geven aan de mensen waaraan wij voorbij gaan (in de zin van passeren) of kijken we ’inhouds-/ betekenisloos’ naar de andere kant?

Conclusie

Tegen de achtergrond van de woorden op de bureauagenda kom ik tot de volgende conclusie: het antwoord op de vraag wie mijn naaste is wordt in eerste instantie niet bepaald door woorden of kennis, maar door daden, te weten betekenis/inhoud geven aan het woord ‘liefhebben’.

Weet je welke gedachte er nu bij mij boven komt? Dat het voor mij als columnist gemakkelijker is over dit onderwerp te schrijven dan het betekenisvol te praktiseren. De eerste les was dus voor mij.

Auteur en foto: Willem van Leiden

NederlandsWeekblad.nl maakt gebruik van cookies